Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars. De bisschoppelijke tafel van Utrecht in 1330 kende slechts vijf soorten, warmoes (bladgroente maar onbekend welke), erwten, slecht zelden bieten, dikwijls knoflook en uien. Fruit kende men alleen als appels, peren, kersen en ‘brunelli’ vermoedelijk ‘brummels’ bramen, terwijl de aardbei pas een eeuw later kwam. Vaak was het ook gebruikelijk dat groenten en fruit in die dagen als kruid bekend waren, en gebruikt werden voor medicinale of aromatische doeleinden, men at het ook niet, maar men nam het in. Gezonde mensen aten grote hoeveelheden roggebrood en vlees, die met grote hoeveelheden bier naar binnen werden gespoeld, in de middeleeuwen at men om te drinken, en dronk men om te eten.