Wild was een populaire bron van vlees in de tijd van steden en staten. Maar niet iedereen mocht zomaar altijd gaan jagen. Aan de adel was het recht op de jacht op groot wild voorbehouden (hoge jacht); lagere standen mochten alleen met toestemming van de landheer op konijnen, hazen en vogels jagen (lage jacht).